Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen nu Rehabeam te Jeruzalem gekomen was, vergaderde hij het ganse huis van Juda en den [35]stam van Benjamin, honderd en tachtig duizend uitgelezenen, [36]geoefend ten oorlog, om tegen het [37]huis Israels te strijden, opdat hij het koninkrijk weder aan [38]Rehabeam, den zoon van Salomo, bracht. 35. Dat is, een deel van dien stam, want Bethel en andere steden waren met Jerobeam. 36. Hebreeuws, doende krijg, of oorlog; dat is, bekwaam om ten oorlog gebruikt te worden, of welbedreven in het stuk van den oorlog, of hanterende den oorlog. Alzo 2 Kron.11:1, en 2 Kron.26:13. 37. Dat is, de tien stammen, die van Rehabeam en het huis van Juda afgeweken waren; boven, 1Kon.12:16, en 2 Kron.10:16. 38. Dat is, aan zichzelven. Zie boven, hfdst.2 vs.19.